Verantwoording van de kijkwijzer
Kennismaken:
De leerlingen maken eerst kennis met enkele kunstenaars en enkele schilderijen hiervan. Deze worden uitgebreid besproken. De opdrachten die hierna volgen gaan ook over enkele schilderijen van deze kunstenaars.
Objectief beschrijven:
De leerlingen gaan kijken naar de schilderijen. Ze gaan dit eerst objectief doen. Dus wat zie je? Beschrijf letterlijk wat je ziet en probeer hier nog geen gevoel/emotie aan te koppen. Vertel wat je ziet.
Materiaal en techniek:
De leerlingen weten dit dit schilderijen zijn. Het zijn kunstenaars die schilderen. De materialen die gebruikt worden zijn meestal plakkaatverf en olieverf. Andere soorten verf worden ook gebruikt. Hier wordt verder niet op in gegaan.
Beeldaspecten:
De leerlingen gaan naar de verschillende beeldaspecten kijken. Hier worden gerichte vragen over gesteld, zodat de leerlingen gericht gaan kijken.
Vorm:
Zijn het allemaal losse elementen? Of een samengestelde vorm?
Zijn de vormen geometrisch? Of zijn de vormen organisch?
Kleur:
Wat voor kleuren worden er gebruikt? Grauwe of lichte tinten?
Komen er contrasten voor in het schilderij? Zoals kleuren die vloeken ( kleur tegen kleur contrast of complementaire contrast)
Worden er donkere of lichten kleuren gebruikt?
Licht:
Worden er schaduwen gebruikt?
Waar zie je de lichtbron?
Compositie:
Komt er een ritme/herhaling terug in het werk?
Kun je lijnen ontdekken waarlangs je ogen geleid worden?
Ritme:
worden vormen herhaald?
Lijn:
Zijn er lijnen zichtbaar?
Textuur:
Hoe is de huid? glad, grof etc?
Beweging:
Wordt er beweging gesuggereerd in de schilderijen?
Zo ja op wat voor manier?
Betekenis geven:
Betekenis komt bij het expressionisme vooral terug. De leerlingen gaan naar schilderijen kijken en beschrijven wat voor gevoel ze krijgen. Waar komt dit door? Let hierbij vooral op het kleurgebruik. Wat voor bedoeling zou de schilder hebben die dit schilderij heeft geschilderd? Zie je dit er ook goed in terug en waar zie je dit aan?
Meningsvorming:
Uiteindelijk mogen de kinderen zelf vertellen wat ze van het kunstwerk vinden. Vinden ze het prettig om naar het schilderij te kijken? Vind je het mooi? Zou je het schilderij thuis in je kamer willen hangen?
De leerlingen maken eerst kennis met enkele kunstenaars en enkele schilderijen hiervan. Deze worden uitgebreid besproken. De opdrachten die hierna volgen gaan ook over enkele schilderijen van deze kunstenaars.
Objectief beschrijven:
De leerlingen gaan kijken naar de schilderijen. Ze gaan dit eerst objectief doen. Dus wat zie je? Beschrijf letterlijk wat je ziet en probeer hier nog geen gevoel/emotie aan te koppen. Vertel wat je ziet.
Materiaal en techniek:
De leerlingen weten dit dit schilderijen zijn. Het zijn kunstenaars die schilderen. De materialen die gebruikt worden zijn meestal plakkaatverf en olieverf. Andere soorten verf worden ook gebruikt. Hier wordt verder niet op in gegaan.
Beeldaspecten:
De leerlingen gaan naar de verschillende beeldaspecten kijken. Hier worden gerichte vragen over gesteld, zodat de leerlingen gericht gaan kijken.
Vorm:
Zijn het allemaal losse elementen? Of een samengestelde vorm?
Zijn de vormen geometrisch? Of zijn de vormen organisch?
Kleur:
Wat voor kleuren worden er gebruikt? Grauwe of lichte tinten?
Komen er contrasten voor in het schilderij? Zoals kleuren die vloeken ( kleur tegen kleur contrast of complementaire contrast)
Worden er donkere of lichten kleuren gebruikt?
Licht:
Worden er schaduwen gebruikt?
Waar zie je de lichtbron?
Compositie:
Komt er een ritme/herhaling terug in het werk?
Kun je lijnen ontdekken waarlangs je ogen geleid worden?
Ritme:
worden vormen herhaald?
Lijn:
Zijn er lijnen zichtbaar?
Textuur:
Hoe is de huid? glad, grof etc?
Beweging:
Wordt er beweging gesuggereerd in de schilderijen?
Zo ja op wat voor manier?
Betekenis geven:
Betekenis komt bij het expressionisme vooral terug. De leerlingen gaan naar schilderijen kijken en beschrijven wat voor gevoel ze krijgen. Waar komt dit door? Let hierbij vooral op het kleurgebruik. Wat voor bedoeling zou de schilder hebben die dit schilderij heeft geschilderd? Zie je dit er ook goed in terug en waar zie je dit aan?
Meningsvorming:
Uiteindelijk mogen de kinderen zelf vertellen wat ze van het kunstwerk vinden. Vinden ze het prettig om naar het schilderij te kijken? Vind je het mooi? Zou je het schilderij thuis in je kamer willen hangen?